Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud

Projectonderwijs

Projectonderwijs leert studenten omgaan met grote complexe gezondheidsvraagstukken met maatschappelijke impact.

Voor deze vraagstukken zijn vaak geen eenduidige oplossingen. De rijkheid aan projecten, waarin studenten zich dienstbaar voor de maatschappij opstellen, stoomt hen klaar voor hun toekomstige rol als arts en scherpt hun kritisch denken. Het biedt hun ook ervaring met het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en leert hun kennis te begrijpen door het geïntegreerd toe te passen op het vraagstuk, passend bij het niveau waar ze op dat moment in de opleiding zijn. 

Sid Morsink, docent, psychiater en clusterleider Projectonderwijs, legt in onderstaande video uit wat projectonderwijs inhoudt.

 

Projectwerk

Studenten starten in bachelor 1 en 2 aan een uit de praktijk gegrepen gezondheidsvraagstuk. Zij onderzoeken dit vraagstuk gedurende vier weken en sluiten de periode af met een concreet product en een presentatie van bevindingen. Zij werken bij voorkeur interdisciplinair samen aan een vraagstuk uit een aandachtsgebied naar keuze.  

Iedere projectweek start met een inspiratiesessie en weekstart om studenten te activeren en hen te informeren over de doelen van de betreffende projectweek. Studenten voeren zelf de regie over hun project, met behulp van een ondersteunend werkdocument. Gedurende de week vinden projectsessies plaats, waarin projectgroepen samenkomen met hun projectdocent. Studenten bespreken tijdens die sessies de voortgang van het project en kijken wat inhoudelijk nodig is om verder te komen. De sessie biedt ook ruimte voor inhoudelijke verdieping en het oefenen van specifiek projectvaardigheden, zoals presenteren, onderzoeken en schrijven. De projectvaardigheden zijn gebaseerd op de CanMEDS. 

Iedere groep heeft ook supervisiemomenten met een dagelijks po-docent. Zij ondersteunen bij het regelen van praktische zaken, monitoren het samenwerkingsproces en stimuleren studenten om elkaar feedback te geven. Gedurende de projectweken hebben studenten ook contact met de opdrachtgever; idealiter aan het begin, midden en eind van het proces, voor het stellen van inhoudelijke vragen over de projectopdracht. 

Onderwijs

Studenten volgen, naast het doen van projectwerk, flankerend onderwijs waarin zij kennismaken met de beroepspraktijk, complexe kennisonderdelen uit diepen en specifieke projectvaardigheden aanleren en ontwikkelen. Hier volgt een lijst met voorbeelden:

  • Inspiratiecollege: een bijeenkomst om studenten te inspireren met lopende projecten met maatschappelijke impact om hen te laten zien wat werken in een project interessant en uitdagend maakt. 

  • Vaardigheidsonderwijs: bijeenkomsten waarin studenten (deel)vaardigheden oefenen onderliggend aan de vereiste beroepscompetenties. 

  • Interactieve werkgroepen: werkgroepen waarin studenten kennis en/of vaardigheden opdoen en toepassen gerelateerd aan het centrale thema van de projectperiode; het betreft verbredende onderwijs naast het specifieke projectwerk. 

  • Competentieonderwijs: bijeenkomsten waar studenten gericht werken aan het ontwikkelen van (deel)competenties, met name op het gebied van wetenschappelijk denken, maatschappelijk handelen, samenwerken, communicatie en leiderschap. 

  • Journal clubs: bijeenkomsten waarin wetenschappelijk artikelen worden behandeld en het houden van wetenschappelijke presentaties wordt geoefend. 

  • Symposium: evenement waar studenten ter afsluiting van een projectblok hun bevindingen en output presenteren aan andere projectgroepen. 

  • Education on demand: onderwijssessies waar studenten middels Q&A terecht kunnen bij deskundigen om inhoudelijke knelpunten binnen hun project gericht en efficiënt op te lossen. 

  • Reflectieve vaardigheidsonderwijs: bijeenkomsten waar studenten bijvoorbeeld een standpunt leren innemen in maatschappelijke debatten rondom gezondheidsvraagstukken. 

Projectonderwijs

Studenten sluiten de projectweek af met een projectproduct. Het projectproduct is het resultaat van een grote oefening in vaardigheden, met een beroep op de creatieve (cognitieve) vermogens van studenten; het betreft tevens een academische oefening waarbij studenten academische standaarden hanteren: argumentatie, heldere formulering, bronvermelding, integriteit, toepassing van analytische begrippen en aandacht voor verschillende perspectieven. Dit kan verschillende vormen hebben:

  • Projectpresentatie: het presenteren van bevindingen en output van het verrichte projectwerk aan andere projectgroepen.

  • Projectonderwijs-evaluatie: drie keer per periode wordt het verloop van het projectwerk besproken, waar ieders inbreng wordt gewaardeerd en iedereen tips en tops ontvangt bijvoorbeeld door peerreview. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt met elkaar besproken hoe de groep gaat samenwerken. Met een tussentijdse evaluatie kan het proces met behulp van afspraken worden bijgestuurd. Met een eindevaluatie wordt expliciet ruimte gemaakt voor afronding en kan de tijd worden benut om de ’lucht te klaren’.

  • Reflectie op competentie-ontwikkeling: in een portfolio verzamelen studenten bewijsmateriaal over hun voortgang. Dit zijn zowel toetsuitslagen als verkregen feedback hierop. Het accent binnen het projectonderwijs ligt met name op de competenties communicatie, samenwerking, leiderschap, wetenschappelijk denken, maatschappelijk handelen en professionaliteit.

Titel uitklapper

Titel uitklapper

Titel uitklapper

Titel uitklapper

Titel uitklapper

Quicklinks