Voorbereiding
Foto’s en gipsmodellen
Vóór de operatie maakt de kaakchirurg of orthodontist röntgenfoto’s, 2 scans aan de binnenkant van de mond (intra-orale scans) en portretfoto’s om de uitgangssituatie vast te leggen.
Beugelbehandeling
Uw kind krijgt meestal een beugelbehandeling als voorbereiding op de operatie. Met deze beugelbehandeling proberen we de verschillende kaakdelen recht ten opzichte van elkaar te zetten en de breedte van de kaak goed te krijgen en/of goed te houden na de operatie. Soms is eerst een losse ‘verbredingsbeugel’ nodig, gevolgd door een vaste beugel. Soms volstaat alleen een vaste beugel.
Voorbereiding van uw kind
Uw kind wordt voorbereid op de anesthesie (narcose) tijdens het pre-operatief spreekuur. Dit is een belafspraak. Eventueel neemt de verpleegkundige contact op met de pedagogisch medewerker voor de voorbereiding als dit voor uw kind noodzakelijk is.
Nuchter zijn
Uw kind moet voor de operatie nuchter zijn. We bellen u de dag voor de operatie in de ochtend. Dan vertellen we u de exacte nuchtertijden. Meer informatie hierover leest u in ‘Anesthesie en de begeleiding van uw kind'.
Over de operatie
Moment van opereren
Bij een volledige kaakspleet is er duidelijk een spleet zichtbaar. Bij een incomplete spleet kan deze niet of bijna niet zichtbaar zijn. Als uw kind ongeveer tussen de 9 en 12 jaar oud is, sluit de kaakchirurg de spleet in de bovenkaak en zo nodig het harde gehemelte. De ontwikkeling van de tandwortel(s) van de blijvende hoektand(en) is bepalend voor het moment van opereren. Tandwortels zijn te zien op röntgenfoto’s. Daarom maken wij vanaf het zesde jaar röntgenfoto’s van de kaak. In overleg met de orthodontist wordt het moment van opereren bepaald.Uw kind wordt over het algemeen op de dag van de operatie opgenomen.
Wat we gaan doen
Tijdens de operatie vullen we het ontbrekende bot in de kaakboog aan (de zogeheten ‘bot in gnatho’ procedure, ‘gnatho’ betekent kaak) met bot uit het eigen lichaam (het zogenoemde transplantatiebot) (figuur 1). Dit bot is vaak afkomstig uit de bekkenkam, soms uit de kin. Op de plek waar we bot weghalen, groeit er weer bot aan. Het gaatje dat in het bot ontstaat, groeit zo vanzelf weer dicht. Aan de buitenkant is hiervan vrijwel niets te zien.
Tijdens deze operatie kan de chirurg ook een eventuele spleet in het harde gehemelte sluiten. Hierbij wordt zowel het slijmvlies van de neus gesloten als het slijmvlies van het harde gehemelte.
Afdekplaat
Het missende bot in het harde gehemelte wordt niet opgevuld met bot. We sluiten het slijmvlies met hechtingen. Hiervoor gebruiken we oplosbare hechtingen.
Verloop van de operatie bij eenzijdige spleet
Als eerste klapt de chirurg het tandvlees dat de spleet bedekt opzij (figuur 1a en 1b). Het kaakbot ligt dan bloot. De verbinding met de neus wordt gesloten met slijmvlies uit de kaakspleet (figuur 1c). Daarna plaatst de chirurg een stukje transplantatiebot in de spleet. Ten slotte klapt hij het tandvlees terug en hecht deze over het bottransplantaat heen. (figuur 1).
Figuur 1. schematische weergave van de ‘bot in gnatho’ procedure
Verloop van de operatie bij een dubbelzijdige kaak en gehemelte spleet
Bij een dubbelzijdige schisis is sprake van drie kaakdelen. Het middelste kleine deel (de ‘tussenkaak’ of ‘premaxilla’ genoemd) is met een dunne botspaan verbonden aan het neustussenschot. Net zoals bij de enkelvoudige kaakspleet wordt aan beide zijden eerst het tandvlees dat de spleet bedekt opzij geklapt. Met het slijmvlies uit de kaakspleet sluit de chirurg de verbinding naar de neus af. Daarna vult de chirurg beide kaakspleten op met een bottransplantaat en ten slotte klapt hij het tandvlees terug en hecht deze over het bottransplantaat heen.Duur van de operatie
De operatie duurt 1,5 tot 3 uur. De duur hangt af van het type kaakspleet. Een dubbelzijdige kaakspleet duurt langer.
Na de operatie
Na de operatie
De meeste kinderen hebben na de operatie weinig pijn aan de kaak. Soms zijn kinderen na de operatie wat misselijkheid of hebben keelpijn. Ook kan er de eerste 5 dagen nog wat bloed uit de mond of neus komen. Meestal zijn er in de mond oplosbare hechtingen gebruikt.Bovenlip en wang
De bovenlip en wang kunnen na de ingreep behoorlijk gezwollen raken. 2 tot 3 dagen na de operatie is de zwelling het ergst. Daarna zakt het weer. De huid kan soms blauw of gelig worden. Dit is tijdelijk.
Bekkenkam
De bekkenkam is meestal gevoeliger dan de kaak zelf, omdat de spieren van de buik en het bovenbeen daar aanhechten. Lopen, lachen en niezen kunnen daarom vervelend zijn. Uw kind kan het beste de eerste 2 dagen na de operatie het been in bed zo veel mogelijk gestrekt houden. Voorzichtig lopen mag.
Zwelling onderkaak
Is er bij uw kind transplantatiebot uit de kin verwijderd, dan kan de onderkaak er een aantal dagen vrij gezwollen uitzien. De zwelling wordt na de tweede dag al minder.
Eten en drinken
Direct na de operatie mag uw kind gemalen voedsel eten. Vermijd harde en scherpe dingen (broodkorstjes, chips, friet en dergelijke). Gebruik geen rietjes en vorken. In plaats van een lepel kan uw kind ook een gewone beker (geen tuitbeker) gebruiken bij de vloeibare voeding.
Wond
De wond bij de bekkenkam wordt bedekt met een douchepleister. Uw kind mag daarom in de eerste week na de operatie voorzichtig douchen. De pleister blijft zitten tot aan de eerste controle op de polikliniek. Dit is 1 week na de operatie.
De hechtingen zijn vaak grotendeels oplosbaar. Soms wordt een uitstekend draadje wat ingekort.
Mond- en neusverzorging
- Poetsen
Het is belangrijk dat uw kind het gedeelte van de mond waar niet geopereerd is, 2 keer per dag poetst met een zachte tandenborstel en een beetje tandpasta. Blijf uw kind voorzichtig stimuleren om te poetsen, ook als het tandenpoetsen in het begin moeizaam gaat. Uw kind heeft even tijd nodig om er weer aan te wennen. - Spoelen
Spoel de mond van uw kind 2 keer per dag na het poetsen met het chloorhexidine mondspoelmiddel. Hier krijgt u een recept voor. Gebruik hierbij geen druk op de wond (dus niet met bolle wangen spoelen). Daarna moet het spoelmiddel worden uitgespuugd. - Lippen
De lippen van uw kind kunt u insmeren met Labello of Vaseline. - Snuiten
Uw kind mag zijn neus de eerste 10 dagen niet met druk snuiten. De neus ophalen mag wel.
School en sport
De meeste kinderen kunnen na een week weer gewoon naar school. Zware inspanning en contactsporten, zoals balsporten of judo, raden wij de eerste 3 weken af.
Naar huis
Uw kind mag over het algemeen de dag na de operatie weer naar huis. Voordat uw kind met ontslag mag, is het belangrijk dat uw kind:- weer zelf voldoende kan eten en drinken
- geen koorts heeft
- weer goed kan bewegen
Bijwerkingen en complicaties
Nabloeding of infectie
Ondanks de zorgvuldigheid van de chirurg, en het naleven van de adviezen door u, kunnen er bij een ‘bot in gnatho’ operatie complicaties optreden, zoals een nabloeding of infectie. Om het risico op infectie zo klein mogelijk te maken, krijgt uw kind tijdens de operatie antibiotica via het infuus. Als het nodig is, krijgt uw kind ook thuis antibiotica via een drankje of tabletten.
Aanslaan bottransplantatie
Door alle voorzorgsmaatregelen en de ervaring van artsen en verpleegkundigen is de kans op het niet volledig aanslaan van de bottransplantatie klein.
Restgaatje
Er kan een stukje bot bloot komen te liggen of er kan een gaatje in het gehemelte of in de kaakwal overblijven. Hierdoor kan vloeistof in de neus komen tijdens het drinken. Zo’n restgaatje wordt later als het nodig is alsnog gesloten.
Lopen
Als er bot uit de heup is gebruikt, kan het lopen soms 2 tot 3 weken pijnlijk zijn.
Controleafspraken
Bij het ontslag krijgt uw kind een afspraak mee voor controle op de polikliniek bij de kaakchirurg, voor 1 week na de operatie. De vaste beugel houdt uw kind nog minimaal 3 maanden na de operatie. De orthodontist beslist wanneer deze verwijderd wordt. Soms wordt er pas na de operatie met een beugel gestart.
Uw kind blijft in principe onder controle bij de kaakchirurg, tot 5-6 weken na de operatie. Daarnaast gaat uw kind naar de orthodontist en heeft hij de gebruikelijke afspraken bij het schisisteam. De eerste afspraak bij de orthodontist vindt 6 weken na de operatie plaats.
Uw kind blijft in principe onder controle bij de kaakchirurg, tot 5-6 weken na de operatie. Daarnaast gaat uw kind naar de orthodontist en heeft hij de gebruikelijke afspraken bij het schisisteam. De eerste afspraak bij de orthodontist vindt 6 weken na de operatie plaats.
Wanneer contact opnemen?
Neemt u contact op met de behandelend kaakchirurg als:
- uw kind ziek wordt
- uw kind na 3 dagen koorts krijgt
- de zwelling na 2 dagen toeneemt
Contact
- Polikliniek kaakchirurgie, (010) 704 01 27
- ’s Avonds of in het weekend: spoedeisende hulp (010) 704 01 45 / kliniek 1 Noord
(010) 703 67 05