Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud

Geneeskundecurriculum Erasmusarts 2030

Zo zit ons geneeskunde curriculum in elkaar.

De Erasmusarts van de toekomst

Het beroep van arts is in verandering. Patiënten leven gemiddeld langer, zijn mondiger en diverser en hebben vaak meerdere ziekten naast elkaar. Dit maakt de zorgvraag complexer.

Technologie, zoals robotisering en kunstmatige intelligentie, speelt een steeds grotere rol in de zorg. Daarnaast verschuift de aandacht van behandeling naar preventie.

Deze ontwikkelingen in de gezondheidszorg en de samenleving vragen om een nieuwe generatie artsen. De arts van de toekomst werkt als expert en als collega in een keten of team van zorgverleners, beoordeelt kritisch nieuwe kennis en technologie en weet deze effectief toe te passen in de praktijk.

De Erasmusarts is medisch bekwaam, academisch gevormd, maatschappelijk betrokken en technologisch bedreven.

Erasmusarts 2030 is een geneeskundeopleiding die klaar is voor de toekomst, die gericht is op competentie ontwikkeling, en die aansluit bij een eigentijdse visie op onderwijs voor de huidige generatie studenten.

Met de naam Erasmusarts 2030 wordt vooruitgekeken naar het afstudeerjaar van de eerste groep toekomstige artsen.

Geneeskundeopleiding Erasmusarts 2030

Een arts beschikt niet alleen over medische expertise, maar communiceert ook effectief, werkt goed samen, toont leiderschap, is maatschappelijk betrokken, redeneert wetenschappelijk en ethisch, gedraagt zich professioneel en is in staat om kennis, houding en vaardigheden over te dragen aan anderen.

Kennisdomeinen

De medische kennis kan verdeeld worden in verschillende kennisdomeinen. Denk aan Anatomie, Gynaecologie en Oncologie. Studenten leren deze geïntegreerd aan in verschillende onderwijsvormen, bijvoorbeeld tijdens casusbesprekingen.

Competenties, zoals medische deskundigheid en communicatie, oefenen studenten bijvoorbeeld in lessen klinische vaardigheden en academische vorming. Daar passen ze kennis, attitude en vaardigheden toe.  

Om  studenten deze kennis en competenties goed aan te leren, is Erasmusarts 2030 ingericht volgens een toekomstgerichte manier van toetsen: Programmatisch Toetsen (PT). Bij PT wordt niet langer toegewerkt naar één grote toets aan het eind van een periode, maar in plaats daarvan zijn er tijdens de opleiding juist meerdere kleine meet momenten (datapunten). Ook monitoren studenten hun eigen ontwikkeling en sturen deze bij aan de hand van de datapunten. De datapunten geven inzicht in hoe zij zich ontwikkelen binnen de kennisdomeinen en competenties.

Voorbeelden van datapunten zijn inleveropdrachten, presentaties, handelingen in de les, verzamelde feedback op vaardigheden van docenten en medestudenten, en reflecties. Binnen Erasmusarts 2030 staat dus centraal dat studenten kennis opdoen en competenties ontwikkelen die zij nodig hebben om het beroep van toekomstig arts goed uit te kunnen oefenen. De verzamelde datapunten helpen daarbij: ze geven inzicht in de voortgang en bieden feedback die studenten gebruiken om verder te groeien.

Om diverse datapunten te verzamelen bestaat het onderwijsprogramma van Erasmusarts 2030 uit verschillende onderwijsvormen. Op deze pagina worden drie van deze innovatieve onderwijsvormen toegelicht: Casusgestuurd Onderwijs (CGO), Projectonderwijs (PO) en Vorming van Identiteit Professionaliteit (VIP). Ook wordt Programmatisch Toetsen verder uitgelegd.

  • In het Casusgestuurd Onderwijs (CGO) maken studenten zich (bio)medische kennis en klinische vaardigheden eigen aan de hand van realistische casussen uit de volledige breedte van de artsenpraktijk.
  • Het Projectonderwijs (PO) leert studenten omgaan met complexe gezondheidsvraagstukken met maatschappelijke impact. Studenten werken aan praktijkgerichte projecten waarin ze leren samenwerken, oplossingsgericht denken en wetenschappelijk onderzoek doen en toepassen.
  • Bij Vorming van Identiteit en Professionaliteit (VIP) leren studenten zichzelf kennen in relatie tot het beroep van arts waar ze naartoe groeien. Ze leren de vaardigheden aan waarmee ze zich een leven lang kunnen blijven ontwikkelen en leren reflecteren op hun eigen handelen en dat van collega’s.

Casusgestuurd onderwijs

Casusgestuurd Onderwijs (CGO) is een onderwijsmethode waarbij de leerstof geïntegreerd wordt aangeboden. Het aanleren en toepassen van (bio) medische kennis staat in het CGO onderwijs van dit curriculum centraal. Studenten werken ook aan verschillende competenties, zoals samenwerken, communiceren en leiderschap.

Het onderwijs vindt plaats in kleine groepen onder begeleiding van een docent. De onderwijsvormen zijn zo gekozen dat alle studenten een actieve bijdrage leveren en dat ze meteen feedback ontvangen van de docent en medestudenten.

Studenten 

  • doen in de zelfstudietijd, in hun eigen tempo en op een manier die bij hen past biomedische kennis op; 
  • gaan aan de slag met realistische casuïstiek en de biomedische concepten die erbij horen; 
  • ontdekken de onderliggende werkingsmechanismen; 
  • oefenen klinisch redeneren; 
  • passen kennis en vaardigheden direct toe op casuïstiek; 
  • ontwikkelen competenties zoals samenwerken en communiceren. 
 

Casusgestuurd Onderwijs in het curriculum

Het Casusgestuurd Onderwijs (CGO)-onderwijs vindt plaats binnen de CGO-blokken. Elke week worden twee casussen behandeld. De opbouw van het CGO-onderwijs is als volgt:

  • Het inspiratiecollege introduceert het onderwerp en enthousiasmeert, prikkelt en activeert studenten.
  • Daarnaast is er een korte pitch die extra prikkeling geeft voor de casus die behandeld wordt tijdens de casusbijeenkomst. Dit kan bijvoorbeeld een filmpje, een podcast of een prikkelend artikel zijn.
  • Met gestuurde zelfstudie doen studenten de kennis die nodig is voor de casusbijeenkomst op.
  • Tijdens de casusbijeenkomst gaan studenten aan de slag met opdrachten en oefeningen om de kennis toe te passen, onder begeleiding van een docent

Voorbeeldcasus: erfelijke vorm van darmkanker

Voorbeeldcasus: erfelijke vorm van darmkanker Bij het inspiratiecollege krijgen studenten uitleg over de colonoscopie, het belangrijkste onderzoek om darmkanker mee op te sporen. Hierbij is specifiek aandacht voor de impact die het ondergaan van dit onderzoek kan hebben op een patiënt.

Tijdens de pitch krijgen de studenten de volgende casus te zien: Op je poli komt een 20-jarige man. Hij heeft zijn vader, oom en opa verloren aan darmkanker en denkt hierdoor dat er erfelijke darmkanker in de familie zit.

Studenten maken de gestuurde zelfstudie: e-modules en literatuur over de rol van genetica bij het ontstaan van darmkanker, het advies voor families waarin erfelijke darmkanker voorkomt, het mechanisme van het ontstaan van een tumor en de analysetechnieken om te bepalen of iemand een erfelijke vorm van darmkanker heeft. Studenten volgen tussendoor ook vaardigheidsonderwijs Pathologie.

Studenten leren hoe de diagnostiek bij kanker werkt, van aanvraag via verwerking op het lab tot aan de uitslag die de patiënt krijgt. Aan de hand van een casus analyseren studenten genetische data, onderzoeken erfelijke factoren en begrijpen hoe deze informatie helpt bij het bepalen van de juiste behandeling.

Daarnaast volgen ze Journal Clubs. Daar leren ze de literatuur te analyseren, hoe een artikel is opgebouwd, waarom onderzoekers bepaalde keuzes hebben gemaakt en kunnen daar kritisch op reflecteren.

Tijdens de casusbijeenkomst passen studenten al deze geleerde informatie en vaardigheden toe in de rol van klinisch geneticus. Ze beantwoorden dan de volgende vragen:

  • Beschrijf samen met medestudenten waarom je denkt dat dit wel of niet een geval van erfelijke darmkanker is.
  • Hoe kunnen we dit het best laten onderzoeken? Hoe werken de onderzoeksmethoden? 
  • Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende onderzoeken die je zou kunnen doen?

Casusgestuurd Onderwijs & Competenties

In deze tabel geven we een voorbeeld van hoe de datapunten in een CGO-blok aan de competenties gekoppeld zijn. 

Casusgestuurd Onderwijs & Competenties Blok 4: Afweer en Aanpak van Infecties
Datapunt/competentie Medische deskundigheid Communicatie Samenwerking Leiderschap Maatschappelijk handelen Academisch denken en doen Professionaliteit
Medisch leiderschap in een gezondheidscrisis X X
Medicatieveiligheid X
Taakgerichte samenwerking X X X
Monitoren van infectie-uitbraken X
Klinische vaardigheden
Opname: klacht‑ en hulpvraag
X X X

In deze tabel betekent de letter X dat het datapunt gekoppeld is aan de betreffende competentie. Lege cellen hebben een aria‑label dat expliciet aangeeft dat er geen koppeling is.

Projectonderwijs

Het Projectonderwijs (PO) leert studenten om te gaan met complexe gezondheidsvraagstukken die maatschappelijke impact hebben.

Studenten 

  • leren kritisch denken; 
  • doen ervaring op met het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek;
  • leren kennis geïntegreerd en interdisciplinair toe te passen op een gezondheidsvraagstuk;
  • werken aan een maatschappelijk gezondheidsvraagstuk in samenwerking met stakeholders van binnen en buiten het ziekenhuis;
  • ontwikkelen competenties zoals wetenschappelijk denken, samenwerken, communiceren en leiderschap.

Projectonderwijs in het curriculum

In het curriculum zitten vier projectperiodes. Iedere projectperiode richt zich op één van de vier perspectieven die verbonden zijn met de drie zwaartepunten van het onderwijs:

  1. academische vorming
  2. maatschappelijke betrokkenheid
  3. technologie.

Voorbeeldproject: stappen tellen en...?

In het eerste project Medische Wetenschap voeren studenten in een groep van 6 een wetenschappelijk onderzoek uit naar het verband tussen het aantal gelopen stappen van eerstejaarsgeneeskundestudenten aan het Erasmus MC en een andere (zelf te bedenken) variabele. Bijvoorbeeld de relatie met schermtijd of vermoeidheid.

Studenten doorlopen de gehele wetenschappelijke cyclus; ze starten met het bestuderen van de wetenschappelijke literatuur, formuleren een onderzoeksvraag en hypothese, verzamelen en analyseren data, en schrijven een conclusie en discussie van hun bevindingen.

Studenten maken voordat ze starten een samenwerkingsovereenkomst, waarin ze persoonlijke doelen voor dit project maken en met elkaar delen. Tijdens projectsessies bespreken studenten hun voortgang met de PO-docent en staan ze stil bij de samenwerking. Ook wisselen ze onderzoeksvragen uit met andere groepen en geven ze elkaar feedback.

In het vaardigheidsonderwijs doen studenten de vaardigheden op die zij nodig hebben om het project uit te voeren. Denk aan het formuleren van een onderzoeksvraag, het gebruik van PubMed en het analyseren van data.

Studenten verwerken de resultaten van dit project in een paper. Dit heet ook wel het projectproduct. Andere projectgroepen reviewen de paper. Na afloop leveren studenten een zelfreflectie in.

PO-docenten geven aan het einde van de projectperiode feedback op het ontwikkelproces van de studenten aan de hand van competenties.

Projectonderwijs & Competenties

In deze tabel geven we een voorbeeld van hoe de competenties gekoppeld worden aan de producten waar studenten bij Projectonderwijs aan werken.

Vorming van Identiteit en Professionaliteit

Bij Vorming van Identiteit en Professionaliteit (VIP) leren studenten zichzelf kennen in relatie tot het beroep van zorgprofessional waar ze naartoe groeien.

Daarnaast leren ze algemene vaardigheden zoals reflecteren, feedback geven en samenwerken die hen in staat stellen om een leven lang te leren en om als zorgprofessional een waardevolle bijdrage te gaan leveren in een sterk veranderende maatschappij.

Studenten

  • ontdekken wie ze zijn en wat hen drijft;
  • krijgen een breed en realistisch beeld van het toekomstige werkveld;
  • ontwikkelen de vaardigheid om met verschillende perspectieven om te gaan;
  • leren de vaardigheden waarmee ze zichzelf een leven lang kunnen blijven ontwikkelen door gestructureerd en regelmatig te reflecteren op hun leerproces;
  • werken actief aan persoonlijke ontwikkeling en welzijn met zelfgekozen onderwijsproducten uit de VIP-winkel. 
     

Vorming van Identiteit en Professionaliteit in het curriculum

Studenten zitten gedurende de bachelor in dezelfde VIP-groep met dezelfde VIP-coach als veilige basis. De VIP-coach begeleidt en ondersteunt de studenten; tijdens de lessen bespreken zij vragen als:

  • Wat spreekt je aan binnen het werkveld?
  • Wat zijn je talenten/interesses?
  • Wat wil je de volgende periode leren?

Samen met de VIP-coach monitoren studenten hun studievoortgang en de competentieontwikkeling. Dit gebeurt twee keer per jaar tijdens zogenoemde voortgangsgesprekken. 

 

Vorming van Identiteit en Professionaliteit & Competenties

In deze tabel geven we een voorbeeld van hoe de datapunten gekoppeld worden aan de competenties waar studenten tijdens VIP aan werken.

Voorbeeld Vorming van Identiteit en Professionaliteit: Diversiteit & Inclusie

De arts van de toekomst werkt met een diverse patiëntenpopulatie. Divers in leeftijd, achtergronden en culturen. Tijdens VIP wordt daar expliciet aandacht aan besteed. Studenten maken eerst een e-module waarin ze van verschillende artsen horen hoe zij diversiteit in de spreekkamer ervaren en waarom het belangrijk is om bewust te zijn van ieders diversiteit.

Maar diversiteit zien we niet alleen in de spreekkamer, ook in een team werken artsen samen met verschillende beroepsgroepen, zoals verpleging, schoonmakers en meer. Studenten krijgen als opdracht om in een groepje een zorgmedewerker (niet-arts) te interviewen over diens beroep.

De studenten komen daarna samen tijdens een VIP-les en beantwoorden vragen over hun eigen identiteit en hoe die zich verhouden tot de ander. Ook presenteren ze daarin de portretten van de zorgmedewerkers en praten ze over welke manieren kennis van persoonlijke en sociale identiteiten wel of niet behulpzaam is in hun latere beroep als arts. 

 

Programmatisch toetsen

Bij Programmatisch Toetsen (PT) maken studenten niet één grote toets, maar verzamelen meerdere datapunten. Bij Erasmusarts 2030 wordt onderscheid gemaakt tussen datapunten op kennis domeinen en datapunten op competenties. Elk datapunt geeft inzicht in hun ontwikkeling en feedback die de student kan gebruiken om verder te groeien.

In PT 

  • verzamelen studenten informatie over hun kennisgroei en competentieontwikkeling uit verschillende opdrachten, toetsen en observaties;
  • krijgen studenten geen cijfers, maar volgen zij hun groei en ontwikkeling in een persoonlijk voortgangsdashboard;
  • hebben studenten zelf inzicht in hun ontwikkeling;
  • reflecteren studenten op hun ontwikkeling tijdens een voortgangsgesprek met hun VIP-coach;
  • formuleren studenten persoonlijke leerdoelen;
  • beslist een commissie vijfmaal gedurende de bachelor op basis van alle beschikbare gegevens over de voortgang van de student

Programmatisch Toetsen in het curriculum

Studenten verzamelen gedurende het hele curriculum en in alle onderdelen van de opleiding datapunten. Deze datapunten worden weergegeven in een persoonlijk dashboard. Voorbeeld: voortgangsdashboard van een student De afbeeldingen hieronder en hiernaast laten delen van het dashboard zien.

Voorbeeld: voortgangsdashboard van een student

De afbeeldingen hieronder en hiernaast laten delen van het dashboard zien.

De student ziet in dit overzicht welke kennisdomeinen er al aan bod zijn gekomen en hoe de student zich hierin heeft ontwikkeld. Op het kennisdomein Pathologie is er ruimte voor verbetering.

Tijdens de bachelor Geneeskunde beoordeelt een besliscommissie de voortgang van de student. Deze commissie neemt op holistische wijze een weloverwogen en rechtvaardig besluit, gebaseerd op de resultaten van het dashboard, de feedback op de datapunten en een eigen reflectie op de voortgang en ontwikkeling van de student.

De commissie kijkt daarbij naar de voortgang over een langere periode en neemt een besluit. Er zijn drie typen besluiten: door zonder voorwaarden, door met aandachtspunten, of niet door naar de volgende onderwijsfase vanwege onvoldoende ontwikkeling. Bij elk besluit krijgt de student persoonlijk advies en eventueel voorwaarden voor de volgende evaluatie

De bovenste afbeelding laat een overzicht zien van de competentieontwikkeling van de student.

De onderste afbeelding hoe de student zich ontwikkelt op de competentie Communicatie, die is opgesplitst in verschillende deelcompetenties. Op deelcompetentie Communicatie 1 (COM1) is er ook ruimte voor groei.