Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
Patiëntenfolder

Urine-incontinentie

Kinderen ouder dan 6 die nog niet zindelijk zijn

Als kinderen die ouder dan 6 zijn hun plas niet kunnen ophouden, noemen we dat urine-incontinentie. Hier leggen we uit welke verschillende vormen van incontinentie er zijn en hoe we die kunnen behandelen.

Download PDF

Over de nieren en de blaas

Urine wordt gemaakt in de nieren. Vanuit de nieren loopt de urine door de urineleider naar de blaas. Als de blaas vol is, gaat de blaas samentrekken. Zo duwt de blaas de urine door de plasbuis eruit. Dit noemen we plassen. Door de sluitspier onder de blaas aan te spannen, sluiten we de plasbuis. Zo houden we onze plas op. Tijdens het plassen is de sluitspier ontspannen, zodat de plasbuis open is.
In de nieren verzamelt de urine in het verzamelsysteem. Daarna loopt de urine door de urineleider naar de blaas. Onderaan zit de sluitspier, waarmee we onze plas ophouden.
Afbeeldingen gemaakt met BioRender.com

Over urine-incontinentie

Kleine kinderen hebben nog geen controle over hun blaas. Ze kunnen hun plas niet ophouden en plassen in een luier. Als kinderen ouder worden krijgen ze meer controle over hun blaas. Uiteindelijk worden ze zindelijk. Als kinderen ouder dan 6 jaar nog niet zindelijk zijn, noemen we dat urine-incontinentie. Dit komt vaak voor. Ongeveer 8% van alle kinderen die naar school gaan, is nog niet zindelijk.


Vormen van urine-incontinentie

  • Functionele incontinentie: de blaas of de sluitspier werkt niet goed.
  • Anatomische incontinentie: er is een afwijking van de blaas, plasbuis, urineleider of sluitspier. Deze afwijking had uw kind al bij de geboorte.
  • Neurogene incontinentie: er is een afwijking van de zenuwen. Hierdoor werkt de blaas of de sluitspier niet goed.

Functionele incontinentie

Dit is de meest voorkomende oorzaak van incontinentie bij kinderen. Een belangrijke oorzaak voor deze blaasproblemen is verstopping van de darmen. Niet goed kunnen poepen kan een oorzaak zijn van blaasproblemen.

Er zijn verschillende vormen van functionele incontinentie:
  • Dysfunctional voiding: de sluitspier ontspant niet goed tijdens het plassen. Er blijft plas achter in de blaas. Dit kan zorgen voor incontinentie en blaasontstekingen.
  • Overactieve blaas of ‘onrustige blaas’: uw kind moet vaak plassen. Meestal plast hij of zij dan een klein beetje.
  • Onder-actieve blaas of ‘luie blaas’: de blaas is groot en niet zo sterk. De blaas kan niet zo goed samentrekken om de plas eruit te krijgen. Uw kind gaat niet vaak plassen en moet soms persen om te kunnen plassen.
  • Stress-incontinentie en giggle-incontinentie: een zeldzame oorzaak van incontinentie. Uw kind plast als de druk in de buik verhoogt. Dit is bijvoorbeeld tijdens het hoesten (stress-incontinentie) of tijdens het lachen (giggle-incontinentie).

Anatomische incontinentie

Een aangeboren stoornis heeft uw kind al vanaf de geboorte. Hierdoor werkt de afsluiting van de blaas niet goed. Uw kind is dan altijd nat. Een voorbeeld hiervan is een open blaas of bij jongens een vernauwing van de plasbuis. Deze stoornis is zeldzaam en merken we meestal direct na de geboorte.

Neurogene incontinentie

De zenuwen sturen de blaas aan. Soms zorgen stoornissen ervoor dat de zenuwen niet goed werken. Deze afwijkingen heeft uw kind meestal vanaf de geboorte. Hierdoor werkt de blaasspier en/of sluitspier niet meer goed. Een voorbeeld hiervan is een open ruggetje of ontstekingen in het ruggenmerg.


Onderzoek en diagnose


Om te kunnen bepalen welke vorm van incontinentie uw kind heeft, doen we een aantal onderzoeken.

Allereerst stelt de arts veel vragen over het plassen. Zo komen we erachter wat er precies aan de hand is.
  • Hoe vaak plast uw kind?
  • Moet uw kind persen tijdens het plassen?
  • Heeft uw kind natte broeken overdag of in de nacht?
Daarnaast stellen we vragen over het poepen.

We kunnen daarna verschillende onderzoeken doen. Welke onderzoeken we doen, hangt af van de antwoorden op deze vragen. De verschillende onderzoeken zijn:
  • Lichamelijk onderzoek om te kijken of er afwijkingen zijn aan de buik, rug of plasbuis.
  • We vragen uw kind om een plasdagboek bij te houden. Hierbij houden jullie bij hoe vaak uw kind naar het toilet gaat en hoeveel uw kind plast. We kunnen dit ook vragen over het poepen.
  • We vragen uw kind om op een speciaal toilet te plassen. Hierdoor kan de arts zien hoe goed de straal is bij het plassen.
  • We doen een echo van de blaas en nieren. Hiermee kan de arts zien of de blaas leeg is na het plassen en of er afwijkingen zijn aan de blaas of de nieren.
Als het nodig is, kunnen we nog andere onderzoeken doen.

Over de behandeling

Welke behandeling we doen hangt af van welke vorm van incontinentie uw kind heeft.
  • Blaastraining (urotherapie): we beginnen meestal met deze behandeling. Dit doet een gespecialiseerde verpleegkundige. Deze training heet ook wel de KITS (Kinder Incontinentie Team Sophia) training.
  • Medicijnen: we kunnen uw kind medicijnen geven om de blaas wat rustiger te maken.
  • Kinderfysiotherapeut: bij een fysiotherapeut kan uw kind leren om de sluitspier goed te ontspannen tijdens het plassen.
  • Operatie: bij een anatomische incontinentie kan een operatie helpen.

Contact

  • Algemeen nummer Erasmus MC (010) 704 0 704. Vraag naar de dienstdoende arts van de Kinderurologie.

Meer informatie


Nederlandse Vereniging voor Continentie bij Kinderen (NVCK), https://www.nvck.nl/