Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
Patiëntenfolder

Bloedgroep en weefseltypering

Als u een donornier nodig heeft, kijken we eerst welke nier het beste bij uw lichaam past. Daarvoor letten we op 3 dingen: bloedgroep, weefseltypering en antistoffen.

Download PDF

1. Bloedgroep

Uw bloedgroep moet passen bij die van de donor. Niet alle bloedgroepen kunnen met elkaar gecombineerd worden.
  • Heeft u bloedgroep A? Dan kunt u een nier krijgen van bloedgroep A of O.
  • Heeft u bloedgroep B? Dan kunt u een nier krijgen van bloedgroep B of O.
  • Heeft u bloedgroep AB? Dan kunt u van alle bloedgroepen een nier krijgen.
  • Heeft u bloedgroep O? Dan kunt u alleen een nier krijgen van iemand met bloedgroep O.
afb

Afbeelding 1. Deze bloedgroepen passen bij elkaar.


2. Weefseltypering en HLA

Op uw cellen zitten herkenningspunten, een soort streepjescode. Iedereen heeft een andere streepjescode. Die herkenningspunten noemen we HLA (Humaan Leukocyten Antigeen). Om te weten welke HLA-herkenningspunten u heeft, doen we een weefseltypering. Daarvoor nemen we bloed bij u af.

Uw nieuwe nier komt van iemand anders. Deze donornier heeft dus een andere streepjescode. Uw afweersysteem herkent deze donornier daardoor als vreemd. Uw afweersysteem wil alles wat vreemd is opruimen. Dit doet het afweersysteem door antistoffen tegen de vreemde streepjescode te maken.

We willen natuurlijk niet dat uw afweersysteem een hele sterke opruimreactie geeft en uw nieuwe nier gaat opruimen. Dat noemen we afstoting. We zoeken dan ook het liefst een nier met een streepjescode die zoveel mogelijk op die van uzelf lijkt.

Hoe beter de streepjescode van de donor past bij die van u, hoe kleiner de kans dat uw lichaam de nier afstoot. Dit noemen we een goede match. Een klein verschil is vaak geen probleem. Als het verschil te groot is, kan dat op lange termijn problemen geven. Hoe beter de nier van uw donor bij u past, hoe groter de kans dat u er lang mee kunt doen.

3. Antistoffen tegen HLA-herkenningspunten

Soms heeft uw lichaam al antistoffen tegen vreemde HLA-herkenningspunten (streepjescodes) gemaakt (zie de uitleg bij punt 2). Dit kan gebeuren door:
  • Een eerdere transplantatie
  • Een zwangerschap
  • Een bloedtransfusie
Tijdens de voorbereiding voor transplantatie nemen we bloed bij u af. In dit bloed testen wij of u antistoffen tegen vreemde streepjescodes heeft gemaakt. Als u deze antistoffen heeft gemaakt, kunt u sommige nieren niet ontvangen. Uw afweersysteem zou de nier dan afstoten.

Als er een nier beschikbaar is, bepalen we de streepjescode van die donornier. Een transplantatie kan niet doorgaan als u antistoffen heeft tegen de streepjescode van deze nieuwe nier. Bij twijfel doen we ook nog een kruisproef. Bij een kruisproef mengen we bloed van u en uw donor. We kijken dan of de bloedcellen van de donor kapotgaan. Ook dan kan de transplantatie niet doorgaan.