Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud

Casusgestuurd onderwijs net zo goed als klassiek onderwijs?

5 april 2024

In de Onderwijsvisie van Erasmusarts 2030, het nieuwe geneeskundecurriculum dat in september 2024 start, staat het volgende: 'Door reflectie in casusgestuurd onderwijs (CGO) leren studenten de leerstof relateren aan hun eigen ervaringen, waardoor deze beklijft.' Maar is dat wel zo? Dik van Gent onderzocht het en ziet aanwijzingen dat met CGO de kennis langer in het geheugen blijft hangen.

In CGO maken studenten zich medische kennis en klinische vaardigheden eigen aan de hand van een casus. Dit doen zij door actief zelf aan de slag te gaan met veel korte, realistische casussen. Dik van Gent: ‘In dit onderzoek wil ik weten of CGO echt werkt, of op z'n minst zo goed werkt als het klassieke onderwijs.’

Dik onderzocht begin september in het tweede bachelorjaar met behulp van een CLI-fellowship of er binnen CGO verschillen ontstaan in de tentamenresultaten als groepen studenten gebruikmaken van verschillende onderwijselementen, zoals zelfstudieopdrachten en vaardigheidsonderwijs. Ook wilde hij weten of studenten de stof dankzij CGO beter onthouden dan bij het klassiek onderwijs.

De Community for Learning and Inovation (CLI) biedt docenten een CLI-fellowship aan: een beurs waarmee docenten voor 0,2 FTE worden vrijgesteld om onderzoek te doen. Docenten van het Erasmus MC komen hier ook voor in aanmerking. Geïnteresseerd? Je kunt je tot 15 april aanmelden voor een CLI-fellowship. Lees hier meer (Log in met je Erasmus MC inloggegevens).

Verschillende lesmethodes

Dik splitste de studenten (400) van het thema Oncologie in het tweede bachelorjaar in tweeën: de ene groep volgde het klassieke onderwijs dat bestaat uit hoorcolleges en zelfstudieopdrachten (ZO's), de andere groep volgde CGO. De CGO-groep werd ook in tweeën gesplitst: een groep volgde CGO met een ZO, de andere groep volgde CGO met vaardigheidsonderwijs (VO). Studenten kregen één week CGO. 

Wat zijn ZO's en VO's?

Studenten werken voor zelfstudieopdrachten (ZO) zelfstandig aan de stof door literatuur te lezen en opdrachten te maken. De antwoorden staan erbij. Zo kunnen studenten de opdrachten controleren. Tijdens vaardigheidsonderwijs (VO) werken studenten met elkaar en de docent aan de leerstof: de docent behandelt de leerstof en de studenten beantwoorden via mentimeter vragen. De docent bekijkt vervolgens de antwoorden en vraagt aan de studenten waarom ze voor dat antwoord hebben gekozen. Doordat studenten moeten kunnen beredeneren waarom ze voor een antwoord kiezen, kiezen zij bewust voor een specifiek antwoord en zijn ze dus actief met de stof bezig. 

Om te meten of de stof beter blijft hangen na CGO kregen alle studenten twee online toetsen (een week na CGO en zes weken na het tentamen). Studenten kregen voor de toetsen geen cijfer. 

Vaardigheidsonderwijs maakt het verschil

Na de eerste toets zag Dik weinig verschil tussen de 'klassieke onderwijs’-groep en de CGO met ZO-groep. Wel scoorde de CGO-groep met VO op de toetsen meer punten. Dat komt waarschijnlijk omdat studenten twee keer actief met de stof bezig zijn, tijdens de casusbespreking en tijdens VO.

De tentamenresultaten hebben geen grote verschillen. Bij één tentamenvraag had de CGO-groep met VO een voordeel. Die ging namelijk over een rekensom die ze tijdens het VO samen met de docent hebben geoefend. ‘Daar zag je een klein verschilletje', zegt Dik. ‘Niet significant, maar toch wel een verschil.’

Bij de laatste toets scoorden beide CGO-groepen hoger dan de groep die het klassieke onderwijs volgde. Dik: ‘Dit geeft een aanwijzing dat de kennis dankzij CGO langer blijft hangen en actief in het geheugen blijft.’

De resultaten zijn dus positief. Dik denkt dat dit verder geoptimaliseerd wordt. ‘Straks zijn studenten gewend aan de onderwijsmethode en zijn de CGO-docenten gewend aan hun rol. Die voelden zich soms ook onzeker, voor hen was het ook de eerste keer.’

Wennen

Studenten moeten er vooral aan wennen dat de inhoudsdeskundige niet meer voor elke onderwijsvorm staat. Als de CGO-docent tijdens de bijeenkomst een antwoord niet weet, dan kunnen studenten altijd bij de deskundige terecht. ‘Maar het gaat eigenlijk niet om het goede antwoord’, vindt Dik, ‘Dat goede antwoord ga ik niet nog een keer vragen. Ik ga vragen wat er in het denkproces gebeurd is. Allemaal feitjes stampen heeft geen zin, want daar hebben we het internet voor.’

Dik vervolgt: ‘Bij CGO leer je studenten een bepaalde manier van denken aan. Dat is minder goed te toetsen. Je wil namelijk dat studenten meer denken vanuit oorzaak en gevolg. Dus niet rijtje symptomen bij een bepaalde ziekte uit het hoofd leren, maar met de symptomen, en de juiste vragen, onderzoeken wat de patiënt kan hebben. Je probeert ziekten uit te sluiten.’